Guido Gezelle en Robert Mapplethorpe
Mij spreekt de blomme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft!
(Guido Gezelle 1858)
Fotograaf Robert Mapplethorpe legt de volmaakte schoonheid van bloemen vast. Wild flowers noemt hij ze. Hij maakt er iconische foto’s van. In zijn bloemen ontdekt hij een serene perfectie die past bij zijn wijze van fotograferen. Mapplethorpe is een meester van de verbeelding omdat hij de dieper liggende zeggingskracht van deze klaproos onthult.
“Mij spreekt de blomme een tale” is in mijn hart geschreven. Het is een van de weinige gedichten die ik uit mijn hoofd kan opdragen. Meer dan vier zinnen lukt mij niet. Dat hoeft ook niet, want voor mij zijn gedichten vooral geschreven taal. Pas wanneer ik een tekst lees, kan ik de witruimte zien boven, onder en naast de letters. Wat er staat roept juist op wat er niet staat. Letters zijn als grenzen. Ze bakenen af en maken nieuwsgierig naar wat er achter grenzen ligt. Letters worden tot kalligrafie, schoon schrift. De priester dichter Guido Gezelle benoemt het.
Het schrijverke (Gyrinus natans)
O Krinklende winklende waterding (1-zie onder)
met ‘t zwarte kabotseken aan, (2)
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
al zie ‘k u geen ooge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ’t spegelend water klaar, (3)
en ‘t water niet méér en verroert
dan of het een gladdige windtje waar,
dat stille over ‘t waterke voert.
o Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, –
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: –
Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer (4)?
Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;
geen Christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet,
of ‘t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep, (5)
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
of is het u, schrijverken zelf?
En t krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kapoteken aan, (6)
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ‘t bleef daar een stondeke staan:
“Wij schrijven,” zoo sprak het, “al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen Name van God!”
(Guido Gezelle 1857)
Al staan gedrukte letters stil, toch beweegt taal. Het maakt ruimte voor het hart, voor de fantasie. Het ontroert en treft de ziel. Goede gedichten beroeren de ziel. Zij cirkelen om het geheim van je leven. En daarmee schrijven zij ook God, haar heilige naam.
Dat doet Guido Gezelle wanneer hij natuur met taal verbindt. De bloemen en het kleine waterkevertje spreken de lezer aan. Hoe? Zij openbaren samenhang van natuur, taal, god en de ziel van de lezer. De taal van de bloemen en de schrijfbewegingen van de waterkever zetten de lezer op het spoor naar de aanwezigheid van God in de natuur en in het hart van de lezer. Als de ziel luistert, benadrukt Gezelle in een ander gedicht, dan spreekt het Al dat leeft haar taal:
Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister (7)
ook een taal en teeken heeft:
blâren van de bomen
kouten met malkaar gezwind, (8)
baren in de stroomen
klappen luide en welgezind, (9)
wind en wee en wolken, (10)
wegelen van Gods heiligen voet, (11)
talen en vertolken
’t diep gedoken Woord zo zoet…
als de ziele luistert!
(Guido Gezelle 1859)
Zijsporen
Voor Nederlanders die minder vertrouwd zijn met het werk van Guido Gezelle kunnen een aantal woorden onbekend zijn. Vandaar deze toelichting:
(1) winklende: scherpe bochten makend
(2) kabotseken: mutsje
(3) spegelend: spieglend
(4) zo zeer: zo rap
(5) kwietelende: kwelende
(6) kapoteken: manteltje
(7) lijzigste: zachtste
(8) kouten: praten
(9) klappen: spreken
(10) wee: weide
(11) wegelen: weggetjes
De Vlaamse zanger Will Ferdy heeft van ‘Het Schrijverke’ een liedje gemaakt (1960). Het komt wat potsierlijk over. De Soedanese vluchteling Shabini heeft samen met Marie-Jeanne Zaman het gedicht letterlijk schoon geschreven. Beiden zijn bezeten van de kalligrafie en dat leidde tot dit youtube filmpje. Met het lied van Will Ferdy.
Bronnen
De gedichten van Guido Gezelle komen uit Dichtwerken deel 1 en 2 (ed. Frank Baur). Veen, Amsterdam 1949 (derde druk) – Dbnl. Zij zijn natuurlijk ook In vele moderne vertalingen en uitgaven te vinden.
Meer genieten van Guido Gezelle? Kijk op de gave site van het Gezelle Archief van de Openbare Bibliotheek Brugge: Gezelle.be.