Neeltje Maria Min
Neeltje Maria Min, haar gedichtenbundel, overvalt me uit de boekenkast. Het zat vastgeplakt aan een ander boekwerk. De werken met gedichten staan er dicht op elkaar. Keurig geordend volgens alfabet, anders verlies ik mijn overzicht. Alleen al de titel van haar bundel geeft een goed gevoel: Voor wie ik liefheb wil ik heten. Het eerste gedicht is een klassieker:
Mijn moeder is mijn naam vergeten
Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Hoeveel keren heb ik deze regels niet gelezen of gehoord? Het doet zo lief romantisch aan, maar op de achtergrond klinkt ook een triest besef van verlatenheid door. Daardoor blijft het een prikkelend gedicht. Het getuigt van een eenvoud die niet zonder diepgang is.
Deze bundel was het poëziedebuut van Neeltje Maria Min en verscheen in 1966. Sindsdien zijn er meer dan 70.000 exemplaren van verkocht! Een ongelooflijk aantal voor een poëziebundel. Mijn dierbare exemplaar is uit 1971. Het is vooral dit ene gedicht wat haar poëzie populair maakte. Bij huwelijken, doopselvieringen en zelfs bij uitvaarten werd het regelmatig voorgelezen.
Nu word ik onverwachts geraakt door een ander gedicht uit de bundel. Zonder titel. Lees ik dit gedicht voor de eerste keer? Bij een eerste lezing overheersen de gevoelens van pijn en ontgoocheling. Bij herlezen treft mij de ruwheid van het verbonden zijn.
ik heb vannacht jouw stem gehoord,
jouw stem, die mij te noemen wist,
jij bood mij jouw verdoemenis
te delen aan.
gewapend gaan voortaan
wij naast elkander voort.
geen groter straf
dan jouw bezoek,
pijn ging aan jouw
verzoek vooraf.
Neeltje Maria Min heeft niet veel gedichten geschreven. Zelf noemt zij haar drukke baan van moeder zijn als reden. Zij publiceerde nog twee bundels: Een vrouw bezoeken (1985) en Kindsbeen (1995). Voor dagblad Trouw schreef zij voor de Boekenweek van 2019 nog een speciaal gedicht – ik vond het krantenknipsel in de bundel. Met als thema De moeder de vrouw.
Zie je zeg ik tegen mijn dochter die achter mij staat
hoe erg ik op mijn moeder ga lijken:
dat weerbarstige haar die vlekken die
ontevreden trekken rond de mond
wij maken ons op voor de toekomst
haar zoon moet naar school en naar voetbal
de voordeur staat wagenwijd open
wij lopen de loper af
mijn oud gezicht blijft nog lang
in de gangspiegel hangen.
En ik las verder nog, een plezierig gedichtje:
Vanmorgen zag ik door de kieren
Vanmorgen zag ik door de kieren
van de gesloten luiken licht
dat straalde over mijn gezicht
en al het stof als uur deed vieren.
Toen werd mijn kamer warm tot op het bot
en op de kast begon de klok te zingen
van ruisende herinneringen
en plotseling verscheen mij god.
Bron
Neeltje Maria Min, Voor wie ik liefheb wil ik heten, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam (in vele herdrukken).