Palmzondag: Juichen
Meditatie no 1
Gejuich wanneer de eerste corona-vaccins in Oss aankomen.
Nog meer gejuich wanneer de eerste vaccinatie gegeven wordt
aan Sanna Elkadiri een medewerkster van een verpleeghuis.
En we zullen lachen en huilen, wanneer de laatste prik gezet wordt.
Voor mij eerder een zucht van verlichting.
Want ik ben niet zo’n juicherd, zo’n jubeltype.
Bij mij zingt het meer,
diep van binnen.
Waar zit dan die juichstemming in mijn lichaam?
In de buurt van mijn hart, waarschijnlijk,
want daar zitten lef en moed en de lange adem.
Kietelen is fun, maar geeft nog geen juichen.
Wat kietelt dan het hart?
Wanneer stroomt er gejuich in mij naar boven?
Bij het zingen van de Internationale en Bandiera Rossa kan ik het voelen,
de oude strijdliederen en de vertrouwde kerkliederen.
Zij galmen, zingen dat het ooit (hier op aarde en hierna) beter wordt.
Psalmen uit de bijbel kunnen ook die gevoelige stembanden raken.
Eeuwenlang zijn zij gebeden en gezongen,
voor God moet dat een heus wonder zijn,
dat hardnekkig zingen van de mens.
De mensen in Jeruzalem hebben vast ook psalmen gezongen,
toen Jezus met Palmpasen de stad werd binnengehaald.
Zijn entree moet overweldigend geweest zijn.
Maar op een manier die je helemaal niet zou verwachten.
Hij zat op een ezel namelijk, niet op een paard,
Niet hoog te paard trok Jezus er binnen,
zoals de bevelvoerder van een leger of rijke koopman,
maar laag bij de grond, ter hoogte van het voetvolk.
Als een ‘koning zonder land’ van boeren zonder grond,
van herders zonder vee, van zieken zonder dokter,
van weduwen en kinderen zonder inkomen,
van armen zonder voedsel, van mensen zonder naam,
zo trok hij de heilige stad in.
Een belangrijke boodschap van Palmzondag.
Als je God zoekt, zoek hem dan niet in macht en praal, hoog verheven,
maar zoek hem dichtbij, laag bij de grond,
in mensen zonder inkomen, armen, aan de kant gezet en niet in tel,
bij weduwen en wezen, bij zieken en wanhopigen.
Zij zijn een spreekbuis van het gejuich van het hart.
De stille krachten van binnenuit.
De dichteres Ida Gerhardt zegt het diervriendelijk:
Dank aan een ezel
Gij met uw zachtzinnige oren
en uw geduldig gezicht:
ik ben u zeer verplicht.
Dat gij het hebt aan willen horen
hoe toenmaals het is geschied;
en hoe mij de ander verried.
En dat ge zelfs niet hebt bewogen,
mij slechts getroost hebt met uw ogen.
Dat kunnen de mènsen niet.
En daarom zwaaien we op Palmzondag niet met vlaggen en banieren,
maar met een palmtakje,
dat ons doet denken aan een zachtzinnigheid en geduldigheid,
met dank aan een ezel.
Het zwaaien en zingen mag een zachtmoedig juichen worden,
dat haar oorsprong heeft in het hart.
Vandaar die goede gewoonte dat kinderen met Palmpasen paasstokken maken
en cadeau geven aan zieken en ouderen.
Elisabeth Sonrel (1874-1953) maakte deze zachtaardige aquarel.
Zij was een kunstenaar in de tijd dat vrouwen
niet mochten studeren aan de grote kunstacademies.
Zij moest haar opleiding volgen in particuliere scholen.
Haar artistieke werk is er niet minder om.
In 1897 maakte zij dit portret van twee vrouwen in gebed.
Wanneer ik aandachtig kijk, zie ik allesbehalve een zoet tafereel.
De oudere vrouw is gefocust op haar gebedenboek
en heeft palmtakken (les rameaux) in haar hand.
De jonge vrouw heeft de handen gevouwen, kijkt sereen en aandachtig.
De hele kleurzetting, omgeving en concentratie ademen een mystieke sfeer uit.
Zij verbeelden een intense Palmpasen, zonder uitbundig gejuich.
Misschien is Palmpasen wel dat zachtaardige gejuich in de buik.
De stille klank die overtuigt dat het ooit goed komt met de aarde.
Niet vanzelf, niet zonder lijden, zullen we deze week ervaren.
Maar wanneer een mens ervoor gaat,
zoals zovele voorbeelden uit de mensengeschiedenis,
gelijk die man uit Nazareth.
Wat, als de laatste corona-prik gezet is
en onze aderen het virus de baas zijn?
Wanneer ook dat goede nieuws vervaagt?
Wat, als het gejuich verstomd is,
en we beseffen hoeveel mensen op onze aarde geen prik konden krijgen,
of veel te laat in onze polderpolitiek,
en hoe onrechtvaardig dat wel niet uitpakt?
Daal dan af naar het zachte gejuich in je binnenste,
zeg dan: “En toch, en toch, en toch!”
En blijf het herhalen.
Dat zijn we minstens aan de hartslag van het gejuich verplicht.
Want we kunnen steeds het goede kiezen,
mag ik tegen mijzelf zeggen.
Tenslotte, voor wie wil,
de evangelielezing van vandaag. Uit: Marcus 11,1-10
Toen zij Jeruzalem naderden
in de richting van Betfage en Betanië op de Olijfberg,
zond Hij twee van zijn leerlingen uit met de opdracht:
“Ga naar het dorp daar voor u, en bij uw binnenkomst
is het eerste dat ge zult vinden
een veulen dat vastgebonden staat
en waarop nog nooit iemand gezeten heeft;
maakt dat los en brengt het hier.
En als iemand u de aanmerking maakt: Wat doet ge daar?
antwoordt dan: De Heer heeft het nodig,
maar Hij stuurt het spoedig weer hier terug.”
Zij gingen weg en vonden
een veulen vastgebonden aan een deur, buiten op straat.
Ze maakten het los, maar sommige mensen
die daar in de buurt stonden riepen hun toe:
“Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken?”
Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd
en de mensen lieten hen ongemoeid.
Ze brachten het veulen bij Jezus,
legden er hun mantels overheen en Hij ging erop zitten.
Velen spreidden hun mantels op de weg uit,
anderen groene takken die ze in het veld gekapt hadden.
De mensen die Hem omstuwden, jubelden:
“Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren;
Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David!
Hosanna in den hoge!”
(Willibrordvertaling 1975)
Bronnen
De postzegel van Palmpasen is uit de serie kinderpostzegels van 1961.
Het gedicht van Ida Gerhard, Dank aan een ezel, komt uit haar Verzamelde Gedichten, Athenaeum, Amsterdam 1997, p. 493.
Het schilderij Les Rameaux (Palmpasen) van Elisabeth Sonrel is (ooit) te zien in het Ashmolean Museum in Oxford.
De Willibrordvertaling uit 1975 kan online gelezen worden. Het is de bijbelvertaling uit mijn studietijd die ik trouw ben gebleven. Mede door de prachtige psalmvertaling van van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.