Walt Whitman
Lied bij zonsondergang
De pracht van de voorbije dag overvalt mij en vervult mij,
Dit uur van profetische kracht, uur dat het verleden herneemt,
Blaast mijn keel op, jij goddelijke gemiddelde,
Over jou, de aarde en het leven,
zal ik zingen tot de laatste zonnestralen schijnen.
De open mond van mijn ziel uit zich in vreugde.
De ogen van mijn ziel zien volmaaktheid,
Het natuurlijk leven van mij prijst trouwhartig de dingen
En bevestigt voor altijd de triomf der dingen.
Roemrijk, iedereen!
Roemrijk wat wij ruimte noemen, land van niet te tellen geesten,
Roemrijk het geheim dat alles beweegt, zelfs het kleinste insect.
Roemrijk het vermogen van de spraak, de zintuigen, het lichaam,
Roemrijk het licht dat verdwijnt,
Roemrijk de bleke weerkaatsing op de nieuwe maan
aan de hemel van het Westen,
Roemrijk wat ik ook zie of hoor of aanraak tot het einde toe.
In alles is het goede,
In de tevredenheid en de zelfverzekerdheid van de dieren,
In het jaarlijks terugkeren van de seizoenen,
In de hilariteit van de jeugd,
In de kracht en de bloei van de mannelijkheid,
In de grandeur en de verfijning van de ouderdom,
In het verheven uitzicht op de dood.
Wonderbaarlijk om heen te gaan!
Wonderbaarlijk om hier te zijn!
Het hart, om het voor ieder gelijke en onschuldige bloed te pompen!
De lucht om in te ademen, hoe heerlijk!
Om te spreken, te lopen, iets bij de hand te nemen!
Je klaar te maken voor de slaap, naar bed te gaan
en naar je rose gekleurde vlees te kijken!
Om bewust te zijn van mijn lichaam, zo tevreden, zo groots.
Om die ongelooflijke God te zijn die ik ben!
Om voort te gaan tussen al die andere Goden in,
die mannen en vrouwen waar ik van hou.
Wonderbaarlijk, hoe ik jou en mijzelf vereer!
Hoe mijn gedachten subtiel spelen met al het spektakel om mij heen!
Hoe de wolken stil over mijn hoofd voorbij trekken!
Hoe de aarde steeds verder schiet
En hoe zon, maan en sterren verder en verder meegaan.
Hoe het water speelt en zingt! (zeker dat het leeft)
Hoe de bomen oprijzen en overeind staan
met stevige stammen, met takken en bladeren!
(Zeker bestaat er nog iets meer in elk van die bomen,
de een of andere levende ziel.)
O, de verbazing over de dingen, zelfs over het allerkleinste deeltje!
O, de spiritualiteit van de dingen!
O, de spanning die als muziek stroomt door tijden en continenten
en nu mij en Amerika bereikt.
Ik neem jouw sterke trillingen in mij op, wissel ze uit
en laat ze blij van mij uitgaan in anderen.
Ik bezing ook de zon, bij opkomst of rond de middag
of, gelijk nu, bij haar ondergaan,
Ik bons ook tegen het brein en de schoonheid
van de aarde en van alles wat op aarde groeit.
Ik heb ook de onweerstaanbare drang gevoeld van mijzelf.
Toen ik de Misisippi afdreef,
Toen ik over de prairiën zwierf,
Toen ik geleefd heb, toen ik uitkeek door mijn vensters, mijn ogen,
Toen ik erop uittrok in den morgen,
toen ik het licht in het Oosten zag doorbreken,
Toen ik baadde aan het strand van de Oostzee
en later weer aan het strand van de Westzee,
Toen ik doolde door de straten van Chicago,
of waar ik ook maar ronddoolde in de straten,
Of steden, of zwijgende wouden,
of zelfs midden in het schouwspel van oorlog,
Waar ik ook ben geweest,
steeds heb ik mij vervuld van tevredenheid en overwinning.
Tot het einde zing ik over de dingen die gelijk zijn, nieuw of oud,
Ik zing over het eindeloze einde der dingen,
Ik zeg je dat de natuur doorgaat, de heerlijkheid gaat door,
Ik prijs het met opgewonden stem,
Want ik zie geen enkele onvolmaaktheid in het heelal,
En ik zie geen enkel ding of uitkomst die uiteindelijk te beklagen zijn.
O, ondergaande zon! hoewel de tijd nu is gekomen,
Blijf ik zingen, al doet niemand anders het,
vanuit een abslote ververing voor jou!
Walt Whitman
Song at Sunset 1900. Uit: Leaves of Grass
© Vertaling Adrie Lint.
Zijsporen
Lag het aan de plek of aan mijn gesteldheid? In de leefwereld van Walt Whitman, rond New York en Brooklyn, las ik opnieuw in zijn beroemde gedichtenbundel Leaves of Grass. Hij begon in 1855 aan dit werk en in 2020 word ik nog steeds geraakt door zijn elektrisch geladen gedichten. Van mijn gastvrouw had ik een Nederlandse vertaling gekregen die me minder kon bekoren. De Amerikaanse tekst nodigde mij uit om het zelf te proberen. Wat blijft vertalen een moeilijk proces, wanneer je zo dicht mogelijk bij de creativiteit van de dichter wilt blijven. Dus toch liever de originele versie?
Splendor of ended day floating and filling me,
Hour prophetic, hour resuming the past,
Inflating my throat, you divine average,
You earth and life till the last ray gleams I sing.
Open mouth of my soul uttering gladness,
Eyes of my soul seeing perfection,
Natural life of me faithfully praising things,
Corroborating forever the triumph of things.
Illustrious every one!
Illustrious what we name space, sphere of unnumber’d spirits,
Illustrious the mystery of motion in all beings, even the tiniest insect,
Illustrious the attribute of speech, the senses, the body,
Illustrious the passing light,
Illustrious the pale reflection on the new moon in the western sky,
Illustrious whatever I see or hear or touch, to the last.
Good in all,
In the satisfaction and aplomb of animals,
In the annual return of the seasons,
In the hilarity of youth,
In the strength and flush of manhood,
In the grandeur and exquisiteness of old age,
In the superb vistas of death.
Wonderful to depart!
Wonderful to be here!
The heart, to jet the all-alike and innocent blood!
To breathe the air, how delicious!
To speak—to walk—to seize something by the hand!
To prepare for sleep, for bed, to look on my rose-color’d flesh!
To be conscious of my body, so satisfied, so large!
To be this incredible God I am!
To have gone forth among other Gods, these men and women I love.
Wonderful how I celebrate you and myself!
How my thoughts play subtly at the spectacles around!
How the clouds pass silently overhead!
How the earth darts on and on! and how the sun, moon, stars, dart on and on!
How the water sports and sings! (surely it is alive!)
How the trees rise and stand up, with strong trunks, with branches and leaves!
(Surely there is something more in each of the trees, some living soul.)
O amazement of things—even the least particle!
O spirituality of things!
O strain musical flowing through ages and continents,
now reaching me and America!
I take your strong chords, intersperse them, and cheerfully pass them forward.
I too carol the sun, usher’d or at noon, or as now, setting,
I too throb to the brain and beauty of the earth and of all the growths of the earth,
I too have felt the resistless call of myself.
As I steam’d down the Mississippi,
As I wander’d over the prairies,
As I have lived, as I have look’d through my windows my eyes,
As I went forth in the morning, as I beheld the light breaking in the east,
As I bathed on the beach of the Eastern Sea,
and again on the beach of the Western Sea,
As I roam’d the streets of inland Chicago, whatever streets I have roam’d,
Or cities or silent woods, or even amid the sights of war,
Wherever I have been I have charged myself with contentment and triumph.
I sing to the last the equalities modern or old,
I sing the endless finalés of things,
I say Nature continues, glory continues,
I praise with electric voice,
For I do not see one imperfection in the universe,
And I do not see one cause or result lamentable at last in the universe.
O setting sun! though the time has come,
I still warble under you, if none else does, unmitigated adoration.