Wislawa Szymborska
Leven voor de vuist weg
Leven voor de vuist weg.
Voorstelling zonder repeteren.
Lichaam zonder passen.
Hoofd zonder overleg.
De rol die ik speel, ken ik niet.
Ik weet alleen: hij is van mij, mag niet geruild.
Waar het stuk over gaat,
moet ik maar raden op het toneel.
Beroerd voorbereid op de eer van het leven,
kan ik het opgelegde tempo nauwelijks aan.
Ik improviseer, hoewel ik walg van improviseren.
Bij elke stap struikel ik over mijn ondeskundigheid.
Mijn manier van doen riekt naar de provincie.
Mijn instincten zijn die van een dilettant.
De plankoorts die mijn excuus is, vernedert me nog meer.
Verzachtende omstandigheden ervaar ik als wreed.
Woorden en reflexen kun je niet terugtrekken,
te veel sterren om te tellen,
een karakter dat je als een jas al rennend dichtknoopt –
ziedaar de treurige gevolgen van dat overhaasten.
Als je maar voor één woensdag bijtijds kon oefenen,
tenminste één donderdag een keertje mocht herhalen!
Maar nee, daar komt de vrijdag al met een mij onbekend scenario.
‘Is dat fatsoenlijk?’ vraag ik
(met schorre stem,
want ik mag achter de coulissen niet eens mijn keel schrapen).
Het is een illusie te denken dat het maar een vluchtig examen is,
dat in een provisoire ruimte afgelegd wordt. Nee.
Ik sta te midden van de decors en zie hoe stevig ze zijn.
Word getroffen door de precisie van de vele rekwisieten.
Het draaimechanisme van de vloer werkt al een poos.
Zelfs de grootste toneellampen branden allemaal.
Nee, geen twijfel aan dat dit de première is.
En dat wat ik ook doe,
voor altijd verandert in wat ik heb gedaan.
Wislawa Szymborska (1976)
Uit: Wislawa Szymborska, Einde en begin, Gedichten, Vertaling Gerard Rausch, Meulenhoff, 1999, p. 189)
Zijsporen
Geschiedenis herhaalt zich niet. Ik loop langs bos en weilanden. Ik volg mijn vertrouwde route waaraan ik zo gehecht ben. Het is vandaag mijn toneel. Ik kuier en zie alles nieuw.