Woensdag in de Goede Week: Rituelen
Meditatie no 4
Wat mij erg aantrok in de rooms-katholieke kerk
en zeker een van de redenen is geweest om pastor te worden,
is haar rijkdom aan rituelen.
Ik kan zo genieten
als wierook aangestoken wordt bij het begin van een viering,
als mensen met wijwater gezegend worden,
als het paasvuur ontvlamt
en ieder een brandend kaarsje in de hand heeft,
en ga zo maar door.
Rituelen die er toe doen.
Op woensdag in de Goede Week voert ons bisdom een kerkelijk ritueel uit,
dat slechts één keer in het jaar gehouden wordt.
De bisschop wijdt de heilige oliën in de chrismaviering.
Het gaat om de heilige olie die gebruikt wordt bij het dopen en vormen van kinderen,
bij wijdingen en bij de ziekenzalving.
De chrismaviering moet de verbondenheid van het gehele bisdom laten zien.
Vanuit die onderlinge verbondenheid kunnen de oliën gewijd worden.
Eerlijk moet ik bekennen dat ik er nooit zo warm van werd.
De liturgie ging over de hoofden van de kerkgangers heen, vond ik.
Misschien ook omdat pastorale werkers geen bijdrage in de liturgie had.
Het liturgische boekje klopte wel, maar ik voelde zo weinig verbondenheid.
Er werd verschillend over gedacht, ook onder parochianen.
De voorgangers namen steeds meer afstand, was mijn gevoelen.
Dit jaar zijn vanwege corona zijn alleen pastoors en vicarissen ervoor uitgenodigd.
Met de jaren moest de chrismamis steeds strakker aan de officiële liturgieregels voldoen.
En ik zag steeds minder creativiteit en invloed van lokale kerken.
In 1998 koos de toenmalige bisschop Muskens voor een chrismaviering in de parochie van Rijen.
Van hem kreeg ik toen de taak om de liturgie uit te werken
met de mensen van het bisdom en de parochie.
Op voorhand lag er een heel precies uitgewerkt draaiboek voor de liturgie
– zou er sindsdien iets aan veranderd zijn?
Ik deed mijn best om het wat aan te passen aan de huidige tijd en beleving.
Zo had ik een alternatieve evangelie-lezing uitgezocht
die volgens het Romeinse Missaal ook mogelijk kon zijn.
Het evangelie van de zalving van Jezus door een vrouw.
Daarbij had ik een eigen werkvertaling van deze tekst gemaakt,
die op enkele plaatsen wat afweek.
Een beetje oneerlijk, want zonder bronvermelding.
Tot mijn verrassing stond bisschop Muskens erop juist deze vertaling te gebruiken.
Blijkbaar had die een gevoelige snaar geraakt.
Uit Johannes 12,1-11 (chrismaviering 1998):
Jezus kwam zes dagen voor het paasfeest naar Bethanië,
de woonplaats van Lazarus, de man die door Jezus uit de doden was opgewekt.
Men gaf daar een maaltijd ter ere van Hem;
Marta trad op als gastvrouw en Lazarus was een van degenen die met Hem aan tafel zaten.
Maria kwam met een pond echte, heel dure nardus balsem naar Jezus toe,
zalfde daarmee zijn voeten en droogde die met haar haren af.
Het huis werd vervuld van balsemgeur.
Judas Iskariot, een van zijn leerlingen, degene die Hem zou overleveren, merkte op:
“Waarom heeft men die balsem niet voor driehonderd denariën verkocht
en het geld aan de armen gegeven?”
Dit zei hij niet omdat hij zo met de armen begaan was,
maar omdat hij een dief was
en zich als beheerder van de kas inkomsten toeëigende.
Toen kwam Jezus tussenbeide: “Laat haar!
Zij heeft dit gebruik onderhouden vooruitlopend op de dag van mijn begrafenis.
De armen zullen jullie altijd bij je hebben, maar Mij niet.”
Heel veel Joden waren intussen te weten gekomen dat Hij daar was en ze kwamen eropaf,
niet alleen vanwege Jezus maar ook omdat ze graag die Lazarus wilden zien
die Hij uit de doden had opgewekt.
De hogepriesters maakten toen plannen om ook Lazarus ter dood te brengen,
want wegens hem liepen er veel Joden over, en ze gingen in Jezus geloven.
Bij de evangelist Marcus wordt hetzelfde verhaal verteld (Marcus 14, 3-11).
Zij zalft Jezus op het hoofd.
En er wordt wel een belangrijke zin toegevoegd.
Jezus zegt: “waar ook ter Wereld de blijde Boodschap verkondigd zal worden,
zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden wat zij gedaan heeft.”
De opdracht dus, wanneer je de boodschap van Jezus wilt uitdragen,
dan moet je nooit vergeten wat deze vrouw gedaan heeft!
Deze vrouw heeft de voeten van Jezus gezalfd en met haar haren gedroogd.
Jezus begreep goed wat dit gebaar inhield:
een intiem en teder eerbetoon, vooruitlopend op zijn sterven.
Eenvoudig gezegd:
Deze Maria heeft de ziekenzalving voor de christenen uitgevonden.
Het warme en intieme ritueel om een stervende te zalven
binnen de eigen familie- en vriendenkring.
De zalving van degene die gaat sterven is een krachtig ritueel van het geloof.
Ik heb daar heel dankbare herinneringen aan,
als het een dierbare betrof en de keren dat ik daarin mocht voorgaan.
Aan het einde van het leven,
samen bewust afscheid nemen,
elkaar bedanken, kussen, zalven,
bidden en aandachtig zijn.
Waar mogelijk (en gewenst) brood van liefde delen.
Viaticum heet het zo mooi, brood voor onderweg,
Nodig voor de weg die komt.
Tot ziens zeggen,
tot ziens in je hart voor wie hier blijven
tot ziens voor wie over de dood heengaan.
Ziekenzalving, een religieus ritueel wat ertoe doet.
Het ritueel kan het einde van een leven
zo teder maken, zo verbonden, zo heel, zo heilig menselijk.
Met spijt in mijn hart, zie ik het verdwijnen,
dit bijzondere ritueel van leven en dood.
Zoals vele andere kostbare rituelen uit de rooms katholieke kerk.
Mijn kerk heeft haar gouden schat niet opgepoetst.
De oude rituelen worden niet bij de tijd gebracht.
De taal is niet herkenbaar voor mensen van nu.
De verouderde formules komen niet over
en beperken de creativiteit ter plekke.
Een beetje vertrouwen kan wonderen verrichten,
zoals die onbekende Maria die Jezus zalft.
Voor de liefhebber volgt hier de lezing uit Marcus (14, 3-11):
Terwijl Jezus zich te Betanië bevond
in het huis van Simon de Melaatse en daar aan tafel aanlag,
kwam er een vrouw
met een albasten vaasje echte, zeer dure nardusbalsem.
Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud over zijn hoofd uit.
Sommigen waren er verontwaardigd over
en zeiden onder elkaar:
“Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest?
De balsem had voor meer dan driehonderd denaries
verkocht kunnen worden ten bate van de armen.”
Toen zij tegen haar uitvoeren, sprak Jezus:
“Laat haar met rust. Waarom valt ge haar lastig?
Het is toch een goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan.
Armen hebt gij altijd in uw midden
en gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt;
maar Mij hebt gij niet altijd.
Zij heeft gedaan wat in haar macht was;
zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd met het oog op mijn begrafenis.
Voorwaar, Ik zeg u: waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd zal worden,
zal tevens ter herinnering aan haar
verhaald worden wat zij gedaan heeft.”
Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf,
naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren.
Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld.
Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.
Bron
Het stenen altaardeel komt uit Bourgondië, rond 1300. De plaats is mij onbekend.
De Willibrordvertaling uit 1975 kan online gelezen worden. Het is de bijbelvertaling uit mijn studietijd die ik trouw ben gebleven. Mede door de prachtige psalmvertaling van van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.