Wolken uit Wouw
Zomergedicht:
Wolken uit Wouw
Voor het eerst ontwaarde ik ze in Wouw.
Het Angelusklokje mocht de entree inluiden.
Mijn ogen op een kiertje voor het zonlicht.
Toen zag ik ze vliegen in de lucht:
de watjes uit de oren van God.
Of waren het veertjes van engelen in de rui?
Zonder tegenwind vlogen ze mijn ziel binnen.
Nog zie Ik ze over de schorren van de Schelde gaan,
waar de zee hen opneemt in haar armen;
een berglandschap van grijstinten.
Ik zie ze op Vlieland met zwarte stippen
van de grauwe ganzen die verstoppertje spelen.
Je hoort ze kwaken: “Ik ben er!”
Ik zie de witte reuzen In Denemarken.
Niet te geloven hoe die giganten over duinen scheren.
Zo hoog, gaat mijn vliegertje niet op.
Ik zie ze vliegen boven New York,
Luchtkastelen imposanter dan wolkenkrabbers.
Alleen dreigen ze hoogstzelden.
En bij slecht weer,
hoef ik maar te kijken in mijn ziel.
Zet ik de deur op een kier
en de witte donzen vliegen mij tegemoet.
© Adrie Lint
22 Juli 2020